Ecosystemen
Zowel planten als dieren, passen zich aan hun omgeving aan. In hun ecosystemen ontstaat telkens een nieuw evenwicht. Plastic verstoort dat evenwicht.
Dieren krijgen microplastics in hun lichaam. Wanneer zij zelf worden gegeten, worden die microplastics tegelijk geconsumeerd. Dit proces heet ‘trofische overdracht’ van microplastics. Aangezien het ene dier het andere eet, kunnen microplastics zich door de voedselketen verplaatsen. De vraag is vooral wat er gebeurt met de gifstoffen en chemicaliën die verbonden zijn met deze plastics.
Als plastics in het milieu terechtkomen, hebben ze de eigenschap al aanwezige milieuverontreinigende stoffen aan zich te binden. Met de plastics die zich in de voedselketen verplaatsen, kunnen de aangehechte gifstoffen zich ook verplaatsen en ophopen in vet en weefsel als gevolg van zogeheten bio-accumulatie. Daarnaast zijn tijdens het productieproces chemicaliën aan plastics toegevoegd om deze de gewenste eigenschappen te geven. Deze chemicaliën kunnen op hun beurt lekken uit het plastic, ook als dat plastic zich in het lichaam van dieren bevindt.
Onderzoekers hebben trofische overdracht van microplastics vastgesteld. Bijvoorbeeld voor zeehonden. De typen plastic in uitwerpselen van zeehonden vertoonden een overlap met de microplastics aanwezig in makrelen, de vis die ze als voedsel eten. Directe inname van de microplastics door de zeehonden was in dit geval onwaarschijnlijk, omdat ze in een opvangcentrum zaten en niet recent blootgesteld waren aan plastic zwerfafval in zee.
Plastic is lang niet de enige manier waarop gifstoffen, zoals PCB’s en dioxines, in de voedselketen terechtkomen. De rol van plastic bij bio-accumulatie van gifstoffen is zelfs gering in vergelijking met blootstelling via het normale voedsel van de dieren. Dieren die ingeslikt plastic weer uitpoepen maken hun lichaam wellicht schoner dan dit was, omdat in het lichaam aanwezige gifstoffen zich aan dat plastic gehecht heeft.
Voor additieven is dit een ander verhaal. Deze stoffen hebben zich niet, zoals PCB’s en dioxines, al decennia in de voedselketen opgebouwd. Toen Japanse onderzoekers een bepaalde vlamvertrager aantroffen in het weefsel van enkele zeevogels was het daarom zeker dat dit afkomstig was van ingeslikt plastic, waar die brandvertragende stof ooit aan was toegevoegd.
Het aantal afzonderlijke dieren dat slachtoffer is van plastic, is niet eens bij benadering te schatten, maar loopt in de miljarden. Er zijn wel pogingen gedaan om het aantal soorten in kaart te brengen. In 2015 stelden Nederlandse onderzoekersvast dat het aantal mariene soorten dat plastic inslikt of erin verstrikt raakt, verdubbeld was sinds 1997: van 267 tot 557. Dit aantal ligt inmiddels boven de 2000, met de kanttekening dat slechts een heel beperkt aantal diersoorten is onderzocht. Nog moeilijker is het om vast te stellen of plastic het voortbestaan van een bepaalde soort bedreigt, laat staan wat de invloed is van plastic op de voedselketen.
Pijlwormen zijn doorzichtige torpedovormige diertjes. Ze leven in zee en jagen op dierlijk plankton. Op film is een keer vastgelegd hoe een pijlworm een plastic microvezel naar binnen werkt. Het spijsverteringskanaal van dit diertje is even lang als het lichaam. De gekrulde vezel blokkeert dat kanaal, met als gevolg dat inname van echt voedsel wordt verhinderd. De opname laat zien hoe plastic in de voedselketen infiltreert, omdat pijlwormen op hun beurt weer worden gegeten door dieren hoger in de keten. Vlokreefjes die leven op het allerdiepste punt van de oceaan, de elf kilometer diepe Marianentrog, werden onderzocht op de aanwezigheid van plastic. Alle diertjes hadden plastic in hun lichaam, bijna altijd waren dat microvezels afkomstig van synthetische kleding.
Door Zweedse wetenschappers is aangetoond dat nanoplastics via de voedselketen in de hersenen van vissen terechtkomen en leiden tot abnormaal gedrag. Nanoplastics in algen worden gegeten door watervlooien die op hun beurt voedsel zijn voor vissen. Zo verplaatsen de plasticdeeltjes zich door de voedselketen. De onderzoekers bootsten de voedselketen na, één met en één zonder nanoplastics. De vissen die de nanoplastics aten, lieten — in tegenstelling tot de vissen die ze niet te eten kregen — abnormaal gedrag zien: langzamer eten en hyperactief gedrag. Het ging om een laboratoriumproef, maar ophoping van plastics in organen kan ook in de natuur plaatsvinden, zeker als dieren lang leven. Vissen die langzamer gaan zwemmen, zijn een gemakkelijke prooi. Zo kan door plastic het natuurlijk evenwicht verstoord raken.
Zowel planten als dieren, passen zich aan hun omgeving aan. In hun ecosystemen ontstaat telkens een nieuw evenwicht. Plastic verstoort dat evenwicht.
Dieren kunnen geen onderscheid maken tussen plastic en voedsel. Schildpadden zien bijvoorbeeld plastic tassen aan voor kwallen die zij graag eten.
Verstrikking in plastic kan gruwelijke gevolgen hebben voor dieren. Het kan leiden tot ontstekingen, vergroeiingen of amputatie van ledematen.