Recyclen. Dat is nu echt een woord waar ik blij van word. Het klinkt als het vrolijke schjwiep-schjwiep-schjwiep van een springtouw met vederlichte meisjes in frisse zomerjurkjes die zingend op en neer veren. De moeiteloze beweging die eeuwig door kan gaan, het perpetuum mobile van Leonardo da Vinci. Recyclen klinkt naar gezond, zuinig en verstandig. Iets waar iedereen voor is en niemand tegen.
Bij recyclen denk ik aan de pompoenschillen, broccolistronkjes en al het andere groen dat overblijft in mijn keuken: ik stop het in de groene bak en koop het even later als compost terug om er mijn tuin mee te vertroetelen. Ik denk aan het kastje dat te klein werd voor alles wat ik wil bewaren. Het staat nu in de kringloopwinkel en begint morgen aan een nieuwe verzameling in een ander huis. Niets dan goeds, recyclen.
Ook plastic recyclen klonk me in eerste instantie als muziek in de oren. Het leek me een zonnige oplossing voor het duistere probleem van het plastic dat de wereld steeds meer in zijn greep krijgt: de plastic flessen, zakjes, stoelen – wat is eigenlijk niet van plastic – die als zwerfafval op straat en in de rivieren belanden, naar zee stromen en daar – uiteengevallen in kleine stukjes – de magen van onfortuinlijke vogels en vissen verpesten. Of de plastic microvezels die in de lucht zweven en onze gezondheid bedreigen. Recyclen klonk als een daadkrachtige stap tegen dat soort narigheid.
Tot ik me ging verdiepen in de getallen. De hoeveelheid nieuw on-gerecycled plastic op de wereld neemt in schrikbarend tempo toe. In 2018 kwam er 380 miljard kilo bij, binnen een jaar of tien is dat 530 miljard kilo plastic per jaar. Hoeveel er dan als zwerfafval eindigt – op het land, in het water of in de lucht – is niet precies bekend. Minstens 16 miljard kilo per jaar, misschien veel meer. Grote multinationals beweren dat al hun verpakkingen in 2025 van gerecycled plastic zijn. Dat lijkt een volstrekt onhaalbare kaart, maar los daarvan: het blijven plastic verpakkingen. En die eindigen toch weer deels in de oceaan, de ‘longen’ van de wereld. Of in onze eigen longen.
Bij plastic recyclen denk ik nu niet meer aan een vrolijk schjwiepend springtouw, maar aan verwoed dweilen met de kraan open. Een PET-fles van gerecycled plastic kost minder aardolie dan een fles van nieuw plastic. Dat is goed, maar het Grote Plastic-probleem lossen we er niet mee op.
De enige echte oplossing heeft de eenvoud van een fris zomerjurkje: veel minder plastic spullen op de markt brengen. Om te beginnen: géén spullen die we maar één keer gebruiken, zoals PET-flessen en plastic zakjes. En het plastic dat er dan toch komt: heel efficiënt inzamelen, bijvoorbeeld met een statiegeldregeling.
Met al die slimme mensen op de wereld kunnen we die beweging toch moeiteloos in gang zetten. Vederlicht en vrolijk. Schwjiep-schwjiep-schwjiep.
Renske Postma
(foto: Jeroen Gosse)